Met nog twee weken tot de verkiezingen lijkt het erop dat zo’n 50 van de 149 zittende Kamerleden al dan niet onvrijwillig vertrekken. Maar D66-Kamerlid Vera Bergkamp, nummer 3 op de lijst voor D66, niet. Kamervoorzitter Khadija Arib deed afgelopen zomer nog een oproep aan partijvoorzitters om ‘zuinig te zijn’ op alle Kamerleden, ‘want het Kamerwerk is een ambt en het collectief geheugen van de Kamer is belangrijk’.
Bergkamp vertolkt het collectieve geheugen voor D66 al acht jaar en weet als geen ander hoe je beleid verandert. Sterker nog: ze werd in 2014 uitgeroepen tot het meest effectieve Kamerlid. Toch zegt ze: “Ik ben niet getrouwd met de politiek. Je kunt op meerdere plekken nuttig en gelukkig zijn.”
In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen spreken we verschillende vrouwen die politiek actief zijn. Van vrouwen die aan de wieg staan van hun carrière tot politieke veteranen, allemaal hebben ze een bijzonder verhaal te vertellen.
U bekleedt al ruim acht jaar een zetel in de Tweede Kamer. Wat was in 2012 de doorslaggevende factor om de Kamer in te gaan?
“Ik was al langer maatschappelijk bewust én actief, zo zat ik in de deelraad van D66 in Amsterdam-Centrum en was ik voorzitter van COC Nederland, de belangenvereniging van LHBTI’s. Toen ik in mijn omgeving zei: ‘Ik ga de Tweede Kamer in’, kwam dat dan ook zeker niet onverwacht. Ik heb nooit een carrièreplanning gemaakt, ik wil gewoon een bijdrage leveren aan de samenleving. Op dat moment leek de Tweede Kamer daarvoor de geschikte plek.”
Dat klinkt bijna alsof u per ongeluk in de Tweede Kamer belandde.
“Haha, nee dat natuurlijk niet. Maar het ging ook niet zo van: ‘Als ik dit en dit en dit doe kom ik uiteindelijk bij mijn einddoel terecht.’ Eerlijk gezegd past dat plannen niet bij me. Ik vind het juist belangrijk om dichtbij mezelf te blijven en dat lukt in de Tweede Kamer. Ik vind het eervol om hier te mogen zitten, en als ik het plein van de Tweede Kamer oploop denk ik: ‘Jeetje wat bijzonder dat ik hier vandaag weer mag werken.’ Je kan echt wat doen hier voor mensen, dat is zo speciaal. Tegelijkertijd realiseer ik me dat je aan meerdere tafels nuttig en gelukkig kunt zijn.”
Politiek is voor mij niet het enige en dat is maar goed ook, want er hoeft maar iets te gebeuren en je bent weg. Op één dag kan alles veranderen.
“Dat onafhankelijke wat ik in me heb – dus dat ik me niet vastklamp aan één ding – dat geeft me vrijheid.”
‘Vrijheid’ is een begrip dat kenmerkend is voor Bergkamp. Zowel in haar wetsvoorstellen – eerder deze maand werd haar initiatiefwetsvoorstel om in de grondwet expliciet de gronden handicap en seksuele gerichtheid op te nemen na de Tweede Kamer nu ook in de Eerste Kamer aangenomen in eerste lezing – als in haar loopbaan. Voordat Bergkamp haar intreden maakt in de Kamer is ze voorzitter van de COC waar ze zich onder andere hard maakt voor een wet over lesbisch ouderschap en actievoert tegen de weigerambtenaar en voor voorlichting over seksuele diversiteit op iedere school.
In 2014 werd u uitgeroepen tot meest effectieve kamerlid. Al uw 16 plannen om een wetsvoorstel via een amendement aan te passen, kregen bijval. Ook 20 van de 23 oproepen tot actie aan het kabinet haalden een meerderheid. Wat maakt u zo’n effectief Kamerlid?
“Aan de ene kant ben ik wat activistisch. Ik sta voor gelijke rechten en kansen voor iedereen, als COC-voorzitter kon ik dat natuurlijk geweldig uitdragen. Maar ik ben ook bestuurlijk. Ik had al een totaal andere carrière voor ik de Kamer in ging. Die combinatie komt nu goed van pas.”
Terugkijkend op de acht jaar die u in de Kamer heeft gezeten, waar bent u het meest trots op?
“Wat ik heel mooi vind is dat ik mij, samen met ouders, hard heb gemaakt voor een wet die het mogelijk maakt om levenloos geboren kinderen op te nemen in de Basisregistratie Personen. Voor veel ouders maakt een levenloos geboren kindje vaak emotioneel deel uit van het gezin. Maar het was tot voor kort onmogelijk om je kind ook daadwerkelijk te registeren.”
Terwijl Bergkamp verder vertelt over deze wet praat ze daadkrachtig en met vuur in haar stem, een vrouw op een missie. Ik kan me meteen voorstellen dat ze is benoemd tot meest effectieve kamerlid. Via een oproep van ouders kwam ze te weten over de situatie rondom levenloos geboren kinderen, en kwam ze meteen in actie. Uiteindelijk hebben duizenden ouders hun doodgeboren kindje geregistreerd. Iets wat klein begon, heeft dus heel groot uitgepakt.
Krijgt u ook weleens kritiek uit uw persoonlijke omgeving op het beleid waaraan u hebt gewerkt?
“Inhoudelijk kun je verschillen, dat is prima en ook het mooie van de democratie. Maar mensen zien ook aan mij dat ik hard werk en dat ik nog steeds de vrouw ben die ze kennen, ook in de Kamer. Daarnaast ben ik echt niet altijd aan het debatteren thuis of met mijn vrienden. Het is ook gezond om het juist niet in je eigen omgeving over politiek te hebben.”
Het is ook gezond om het juist niet in je eigen omgeving over politiek te hebben
Er is veel veranderd sinds uw aantreden in de Tweede Kamer. Maar wat niet is veranderd, is het aantal vrouwen in de Kamer. Naar verwachting zullen er na de verkiezingen minder dan 60 vrouwen zetelen. Zit er te weinig schot in de zaak?
“Ik ben het met je eens… Er zit nog niet de groei in die je eigenlijk zou willen. De vertegenwoordiging van vrouwen schiet echt niet op. Diversiteit en een zo volledig mogelijke afspiegeling van de samenleving is heel belangrijk. Ik heb gemerkt dat een diverse samenstelling veel effect heeft op welke onderwerpen geagendeerd worden. Er ligt ook wel een verantwoordelijkheid bij de vrouwen zelf. Je moet het lef hebben om ‘ja’ te zeggen en het gewoon te doen!”
Toch wordt het vrouwen niet makkelijker gemaakt. De verkiezingen zijn in volle gang en tien procent van alle tweets gericht aan vrouwelijke politici bevat haat of agressie. Wat ziet u hiervan terug?
“Ik denk dat er een soort – vaak onbewust – venijn richting vrouwen is. Als je niet helemaal in het hokje valt. Ik zag laatst een interview met Wopke Hoekstra, in een kopje stond: ‘gezinsman’. Bij Sigrid Kaag heb ik dat nog nooit gezien, haar noemen ze geen ‘gezinsvrouw’. Vrouwen krijgen überhaupt veel naargeestige kritiek: Kaag, Ollongren, maar ook Halsema.”
Staat u daar op zo’n moment ook bij stil en zegt u daar dan wat van?
“Ik heb daar wel eens mensen direct mee geconfronteerd ja. En ik blijf me uitspreken, omdat emancipatie een werkwoord is. Maar het is wel heel belangrijk om jezelf te blijven.
Ik heb vroeger ook veel werving- en selectiegesprekken gedaan met vrouwen en mannen voor allerlei posities. Dan vroeg ik aan mijn kandidaten om aan te geven waar ze goed en minder goed in zijn. Mannen vonden het regelmatig erg lastig om iets te bedenken waar ze minder goed in zijn en het tegenovergestelde geldt voor vrouwen. Dan kan je zeggen: vrouwen moeten zich anders gedragen in sollicitatiegesprekken. Maar je kan ook zeggen: wees je bewust van het verschil en geef ze de ruimte.”
Ik heb daar wel eens mensen direct mee geconfronteerd ja. En ik blijf me uitspreken, omdat emancipatie een werkwoord is
“Daarbij moet ook gezorgd worden dat er voldoende vrouwen in sollicitatiecommissies zitten. Mensen kiezen sneller iemand uit die op hunzelf lijkt. Net als dat mannen sneller geneigd zijn een man aan te nemen, zijn vrouwen sneller geneigd een vrouw te kiezen. Daarom heb ik me ook hard gemaakt voor een vrouwenquotum. Die stereotypering en gender ideeën die zo hardnekkig zijn, die moeten doorbroken worden.”
37% van de kandidaten is nu een vrouw. U zei net zelf dat dat percentage voor een deel de verantwoordelijkheid van vrouwen zelf is. Wat zou u jonge vrouwen die dit lezen en zelf verandering willen maken adviseren?
“Zet je maatschappelijk in. Naast het feit dat het erg belangrijk is om je talent en kennis in te zetten voor maatschappelijke kwesties kan dit ook altijd een stap betekenen richting de politiek. Word lid van een politieke partij en ga eens naar een gemeenteraadsvergadering. Volg ‘Politiek 24’ op tv zodat je ziet hoe het er in debatten aan toe gaat óf stuur een mail naar een Kamerlid met de vraag om een keer koffie te gaan drinken.
En zet vooral die stap als je denkt: ‘dit is interessant en het voelt goed’. Toen ik gevraagd werd om in de Tweede Kamer te gaan, had ik ook geen tijd om van te voren vragen te stellen. Die tijd krijg je vaak niet als je een nieuwe baan aangeboden krijgt, maar vooral niet in de politiek. Het is een rijdende trein en als je de kans krijgt: spring erop!”