In Nederland zijn Mark Rutte, Jaap van Dissel en Hugo Borst het gezicht van de coronacrisis. De politieke representatie laat in Nederland veel te wensen over; mannen leiden de crisis, terwijl steeds duidelijker wordt dat het vooral werkende vrouwen zijn die de maatschappelijke lasten dragen die corona met zich meebrengt.
Maartje Somers en Maral Noshad Sharifi analyseerden voor het NRC hoe de indirecte gevolgen van de coronacrisis vooral vrouwen benadeeld. De quarantainemaatregelen hebben gezorgd voor een explosieve toename van huiselijk geweld, waar voornamelijk vrouwen en meisjes het slachtoffer van zijn. Maar ook als er geen sprake is van partnergeweld zijn veel thuiswerkende vrouwe n de pineut. In het gemiddelde Nederlandse gezin verricht de vrouw nog steeds het leeuwendeel van de huishoudelijke taken. Door het sluiten van de scholen en het wegvallen van de kinderopvang zitten veel werkende moeders plots de hele dag met hun kinderen opgescheept, terwijl ze naast hun werk ook de andere balletjes (boodschappen, koken, en de was) hoog moeten houden.
Al vroeg in de crisis werd duidelijk dat de (mantel)zorg, het onderwijs en de retail grotendeels door vrouwen draaiende worden gehouden; beroepsgroepen die, ondanks hun cruciale functie voor de samenleving, op een laag loon kunnen rekenen en weinig aanzien genieten. Toch werden de werknemers uit deze werkgroepen in mum van tijd tot held omgedoopt. Vooral verpleegkundigen (waarvan in Nederland 85 procent vrouw is) konden op veel lof rekenen. Plots werden er spandoeken voor hen opgehangen en klapte het hele land (letterlijk) voor hun inzet.
Wat opvalt is dat de Nederlandse media de werkende vrouw gedurende de coronacrisis in twee rollen heeft gedrukt. Enerzijds is ze binnenshuis het slachtoffer van de indirecte gevolgen, anderzijds is ze held aan de frontlinie. Rutte sprak in zijn toespraken telkens zijn waardering uit voor de cruciale beroepsgroepen van Nederland. De ironie wil dat het nu juist deze werknemers zijn die zich al jaren beklagen om betere arbeidsvoorwaarden, hoger loon en minder werkdruk. Maar in plaats van constructieve maatregelen die hun werkomstandigheden verbeteren, moeten ze het doen met een complimentje van de minister-president.
Het enige positieve effect van de coronacrisis is dat het harde werk van vrouwelijke arbeidskrachten wordt bejubeld. Toch zal vluchtige status of heldendom de werkende vrouw uiteindelijk weinig opleveren. De maatschappij went immers razendsnel. Volgens antropoloog Jitske Kramer kun je de maatschappelijke reactie op de coronacrisis vergelijken met een cultuurshock. Eerst ben je verward, daarna reflecteer je op de nieuwigheden en tot slot ben je volledig aan de nieuwe situatie gewend. De foto’s van verpleegkundigen met striemen op hun gezicht van de mondkapjes zijn reeds van mijn Instagram feed verdwenen. Ook in de media zwakt de aandacht voor de zorgmedewerkers al wat af. Op een gegeven moment heeft iedereen genoeg ellende gezien, en zijn we toe aan de volgende stap: een nieuwe realiteit. Het is gemakkelijk om te vergeten dat verpleegkundigen zich ondertussen nog altijd een slag in de rondte werken op de overvolle IC’s.
Hoewel veel van onze buurlanden al aan het versoepelen zijn, is er een reëel kans dat het virus opnieuw de kop op steekt. De vitale beroepsgroepen zullen zich de komende maanden, (in het slechtste geval zelfs jaren) kapot moeten blijven werken zonder dat de politiek hen tegemoet komt. De werkende vrouw krijgt zo nu en dan een schouderklopje, maar geen respect.
Dat het in Nederland bij een schouderklopje blijft heeft veel te maken met representatie. Wanneer de politiek geen afspiegeling is van de samenleving, dan worden beroepsgroepen waarin vrouwen dominant zijn, eerder voor lief genomen. Als de coronacrisis daarom iets benadrukt, dan is het wel dat politieke representatie fundamenteel is. Om de werkende vrouw in Nederland te vertegenwoordigen, is een gelijke verdeling in de kamers noodzakelijk. Als het virus is overgewaaid zou ik een standbeeld van een zuster op het binnenhof willen plaatsen. Opdat de politici er elke dag aan worden herinnerd wiens belangen hun prioriteit vereisen.