Het is geen geheim dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de technische sector. Hoewel meisjes op de middelbare school nog net zo vaak een bèta-profiel kiezen als jongens, kiest slechts een kwart van hen vervolgens voor een technische studie. Menig Twitteraar en Facebook-commentator hoeft niet lang te zoeken naar een verklaring voor dit vrouwentekort. Voor hen is het duidelijk: het is nu eenmaal biologisch bepaald.
Door de vooroordelen de ironie niet zien
Je kent het wel: ”Meisjes zijn goed in taal, jongens zijn goed in rekenen”. Het is een les die ons met de paplepel wordt ingegoten en waar we op latere leeftijd nog steeds pap van lusten. We leren meisjes al vroeg dat ze lage verwachtingen moeten hebben van hun wiskundig vermogen – en dat ze de uitzondering zijn als ze hier wél in uitblinken. Maar is dit wel een vaststaand gegeven? Ligt de oorzaak niet ook ergens anders?
Twee jaar geleden werd ik zelf geconfronteerd met deze les en leerde ik een nieuwe.
Voor mijn studie sociologie deed ik onderzoek naar gendergelijkheid op de TU Delft. Ik werkte samen met drie anderen, twee mannen en één andere vrouw. We maakten gebruik van zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden en omwille van de tijd besloten we de taken slim te verdelen: iedereen deed waar ze goed in waren. De eindstand? De vrouwen namen de verwerking van de interviews op zich en de mannen waagden zich aan de statistische analyse.
We zagen de ironie van deze taakverdeling pas toen we er door een docent op aangesproken werden: we bevestigden de stereotypen waar we zelf onderzoek naar deden. Ik stond, in plat Rotterdams gezegd, met mijn bek vol tanden. Tien weken lang had ik me ondergedompeld in literatuur en uitgebreide interviews gehouden over genderverschillen en stereotypering. Maar al die tijd was het me niet opgevallen dat ik die verschillen zelf in stand hield. Dat zette me aan het denken: waarom had ik zo snel gekozen voor het uitwerken van de interviews? Ik had mijn statistiekvak toch goed afgerond?
Het antwoord wist ik eigenlijk allang: ik dacht simpelweg dat ik niet goed genoeg was in statistiek, ondanks mijn hoge cijfer. Hoe kan het ook anders, als je jarenlang hoort dat je hier van nature slecht in bent? Ik selecteerde mezelf dus op voorhand uit, iets wat schadelijk blijkt te zijn voor je uiteindelijke succes en carrièrepad. Zoals socioloog Iliass El Hadioui zei in het naprogramma van de documentaireserie Klassen; het geloof in eigen kunnen is een van de grootste indicatoren van succes op school. Misschien gaat het dus niet zo zeer om interesse voor techniek of wiskunde, maar om zelfvertrouwen.
We zagen de ironie pas toen we er door een docent op aangesproken werden: we bevestigden de stereotypen die we zelf onderzochten.
Context shapes the brain
Na die rake opmerking van mijn docent vraag ik me af hoezeer zelfvertrouwen een rol speelt bij de wiskunderesultaten van meisjes. Hoe langer ik zoek naar het antwoord, hoe meer mijn frustratie groeit. Niet alleen het zelfbeeld van meisjes over hun eigen wiskunde capaciteit, maar ook het beeld dat docenten van hen hebben, blijkt van negatieve invloed op hun uiteindelijke resultaten. Een onderzoek laat zelfs zien dat wiskundeleraren toetsen van meisjes hoger beoordelen, wanneer er geen naam boven de toets staat.
Weg dus, met die lage bèta verwachtingen van meisjes en vrouwen. Als we meer vrouwen in de techniek willen, moeten we voor meisjes al een stimulerende omgeving creëren, waarin zij zich kunnen ontplooien zoals jongens dat doen. Datzelfde wordt beaamd door hoogleraar neuropsychologie Jelle Jolles in 2014. Hij legt uit dat de omgeving, ondanks het biologisch verschil, een enorme invloed heeft op het rijpen van de hersenen: context shapes the brain. Juist omdat we meisjes met poppen laten spelen, en jongens met lego, stimuleren we dit verschil in ontwikkeling.
Vrouwen kunnen dus niet per definitie slechter rekenen dan mannen. Dit betekent weliswaar niet dat sommigen helemaal geen talenknobbel hebben, maar wel dat hun vrouw-zijn hier weinig mee te maken heeft. Leer dus van mijn misstap en laat die studie bouwkunde of die ICT-opleiding niet zomaar links liggen. De kans is namelijk groot dat het je gewoon gaat lukken. De technische industrie kampt met een enorm vrouwentekort, en aan het oplossen ervan kan zelfs de ”rasechte alfa” haar steentje bijdragen.
En ik? Ik heb me inmiddels ingeschreven voor een kwantitatieve onderzoeksmaster. Die les die ons met de paplepel is ingegoten, is eindelijk uit mijn geheugen verdwenen. Als ik iets heb geleerd van die opmerking van mijn docent, is het dat statistiek ook maar een vaardigheid is. Dat betekent dat je het gewoon kan leren.
Juist omdat we meisjes met poppen laten spelen, en jongens met lego, stimuleren we dit verschil in ontwikkeling.